327 Hoffmann, Johann Joseph (1805-1878)
Japansche spraakleer. 1868.

JAPANSCHE SPRAAKLEER. DOOR D. J. J. HOFFMANN, HOOGLEERAAR, LID DER KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN, ENZ. UITGEGEVEN OP LAST VAN ZIJNE EXCELLENTIE DEN MINISTER VAN KOLONIEN. GEDRUKT MET 'S RIJKS CHINESCHE EN JAPANSCHE DRUKLETTERS, BIJ A. W. SIJTHOFF.
LEIDEN 1867. VERKRIJGBAAR BIJ E. J. BRILL en A. W. SIJTHOFF.
[1], [3], [8], 348, [1] p. 27 cm.

[PL/533/Ho](00006446)


目  次
INHOUD.
INLEIDING.
1. Verhouding der Japansche taal tot de Chinesche.—Noodzakelijkheid om aan de beoefening van het Japansch die van het Chineesch te verbinden. 1
2. Over het schrift der Japanezen. 2
3. Invoering der Chinesche schrijf- en spreektaal in Japan. 3
4. Aanwending van het Chinesche schrift tot het schrijven der Japansche taal. 4
5. Het eigenlijk Japansche schrift.
a. Het Kata-kana. 6
b. Het Fira-gana. 6
6. Het Japansche klankstelsel. 7
A. Stelselmatige rangschikking der 47 klanken, uitgedrukt door Chinesche en Japansche Kana-teekens. 7
B. Het Irova in Chinesche karakters en in Kata-kana-teekens. 9
7. Herhaling van syllaben.—Stenographische teekens.—Zinteekens. 11
8. Opmerkingen over het Japansche klankstelsel en zijne uitdrukking met onze letters. 12
9. Verdubbeling van medeklinkers door assimilatie. 19
10. Klemtoon of accent en klankmaat. 20
11. Het Japansche cursiefschrift Fira-gana.
a. Het Irova in Fira-gana. 22
b. Overzigt van de meest gebruikelijke Fira-gana-letters. 22
12. Schrijf- of boekentaal. 29
A. Uitsluitend Chineesch. 29
Chinesche tongvallen in Japan. 30
Chinesche tekst met Japansche vertaling. 32
B. Boeken in de Japansche taal geschreven. 34
C. Stijl. a. Oud-Japansch (Furu-koto). 35
b. Nieuw-Japansch. 38
13. Spreektaal.—Tongvallen en algemeene spreektaal. 39
Brievenstijl. 42
14. Over de deelen der rede. 42
15. Blik op de Japansche woordschikking. 44
WOORDVORMING, AARD EN VERBUIGING DER WOORDEN.
EERSTE HOOFDSTUK. NAAMWOORD.
§ 1. Wortel. 49
§ 2. Stam. 49
§ 3. De woordstam in zamenstellingen. 49
A. Nevenschikking. 50
B. Onderschikking. 50
I. Genitievische onderschikking. 50
II. Objectievische onderschikking.
1. directe. 50
2. indirecte. 50
III. De stam als nadere bepaling voor adjectieven. 50
Euphonische klankwijziging. 50
§ 4. Geslacht. 51
A. Het geslacht logisch opgesloten in bijzondere namen. 51
B.  1. Het geslacht uitgedrukt door de voorvoegsels O en Me. 51
2. Het geslacht uitgedrukt door Ono en Meno. 52
3. Door Ko en Me, oud-Jap. Ki en Mi. 52
C. Toepassing der begrippen van man en vrouw op geslachtlooze voorwerpen. 53
D. Chinesche uitdrukkingen ter onderscheiding van het geslacht. 53
§ 5. Getalvorm. 53
A. Het enkelvoud. 53
B.  I. Het meervoud uitgedrukt door herhaling van het naamwoord. 54
II. Het meervoud uitgedrukt door bijvoegelijk gebezigde naamwoorden, die veel of al beteekenen. 55
1. Japansche vormen. 55
2. Chinesche vormen. 56
III. Het meervoud uitgedrukt door verzamelwoorden Ra, Tomo (domo), Gara, Bara, Nami, Tatsi, Siu, Gata en Nado, als zelfstandige achtervoegsels gebezigd. 56
IV. Het meervoud uitgedrukt door adverbia, die het begrip van menigte aan het praedicaatswerkwoord verbinden, Mina, Nokarazu, Koto-gotoku. 59
§ 6. Isolering van het naamwoord door het achtervoegsel ハ, va; ワ, wa; バ, ba. 60
§ 7. Verbuiging. 61
I. Nominatief. Vocatief. 61
II. Accusatief. 62
III. 1. Genitief op Ga. 63
Ga, geen kenmerk van het subject. 64
2. De genitief-suffixen No, Na en Tsu. 66
IV. Datief en Terminatief. Het suffix Ve (ye). 68
Het suffix Ni als kenmerk van den
a. Datief of Ablatief. 68
b. Locatief. 69
c. Modalis. 69
d. Causalis en Instrumentalis. 69
e. Dativus personae. 69
f. Dativus rei. 70
g. Terminatief. 70
V. To, Nite, De. 70
VI. Ablatief, gekenmerkt door Yori of door Kara. 71
TWEEDE HOOFDSTUK. VOORNAAMWOORD.
§ 8. I. Qualificerende naamwoorden, die als voornaamwoorden dienen. 74
A. voor het Ik. 74
B. voor den toegesproken persoon, Gij. 74
Bijzondere namen van menschelijke betrekkingen ter onderscheiding van den daarbij betrokken persoon. 77
II. Eigenlijke voornaamwoorden, gevormd uit de plaatsadverbia Wa, A, Ka, Ko, Yo, So, Da (Do), Idzu. 79
a. Onmiddellijke zamenstellingen met Wa. 80
b. Onmiddellijke zamenstellingen der overige plaatsadverbia met Ko (ku), Tsi, Tsira en Tsutsi. 80
c. Da-ga, Wa-ga. 82
d. Bezittelijke voornaamwoorden uit plaatsaanwijzende stamwoorden door achtervoeging van No gevormd. 83
e. Zelfstandige voornaamwoorden uit plaatsadverbien door achtervoeging van Re gevormd. 85
1) Ware, 2) Are, Ore, 3) Kare, 4) Kore. 86
5) Sore, 6). 87
7) Tare (Dare), Tore (Dore), Idzure. 88
III. Bepalende en terugwijzende voornaamwoorden. 89
A. 1. Onore, onodzukara. 89
  2. Mi, Midzukara, Waga-mi. 89
B. Uitdrukkingen aan het Chineesch ontleend: 1. Sin, 2. Zi-sin, 3. Zi-bnn, 4. Zi-zen. 93
IV. Uitdrukkingen van wederkeerigheid: Tagaini, Ai. 95
V. Onbepaalde voornaamwoorden: Fito, Arufito, Mono.—Dare mo en Nani mo gevolgd door een verbum negativum. 96
VI. Betrekkelijk voornaamwoord. Tokoro. 97
VII. Vragende voornaamwoorden, afgeleid van Ta of To, vulgo Da of Do. 97
1. Nani, wat? 98
2. Ika, hoe? 101
Vragende voornaamwoorden met het achtervoegsel mo. 102
VIII. Rangschikking van de persoonlijke voornaamwoorden der spreektaal. 102
DERDE HOOFDSTUK. BIJVOEGELIJK NAAMWOORD.
§ 9. Onderscheiding van den attributieven en den praedicatieven vorm. 105
I. Het adjectief in de schrijftaal.
A. Zamenstelling met een naamwoord. 105
B. Adjectiva op ki.
1. a. Ki, uitgang van het attributief gebruikte adjectief. 105
 b. Het adjectief op ki als concreet substantief. 106
2. De uitgang ku als bijwoordelijke vorm. Dezelfde, geisoleerd door va. 106
3. a. Si, praedicatieve vorm van het adjectief. 107
 b. Als zoodanig vervangen door Kari. 107
4. Sa, vormende abstracte substantiva. 107
5. Lijst van adjectieven op ki. 107
6. Voorbeelden van het gebruik der opgegeven vormen. 110
II. Het adjectief volgens de spreektaal. 112
Voorbeelden van het gebruik der vormen. 112
Afgeleide adjectieven.
§ 10. Adjectieven op karu en garu. 113
§ 11. Adjectieven op aru. 114
§ 12. Adjectieven op naru, na en taru. 114
§ 13. Afgeleide adjectieven op ka. 116
§ 14. Afgeleide adjectieven op yaka. 117
§ 15. Afgeleide adjectieven op keki, koki. 119
§ 16. Afgeleide adjectieven op siki. 119
§ 17. Afgeleide adjectieven op ka-siki. 124
§ 18. Afgeleide adjectieven op ra-siki. 125
§ 19. Afgeleide adjectieven op beki. 127
§ 20. Afgeleide adjectieven op naki. 127
§ 21. Adjectieven met het ontkennend voorvoegsel Na of Chineesch Fu. 128
§ 22. Adjectieven met voorafgaande nadere bepaling. 129
§ 23. Nadere bepaling van adjectieven door bijwoorden die te kennen geven dat eene hoedanigheid in volle mate aanwezig is. 130
§ 24. Nadere bepaling van adjectieven door bijwoorden, die te kennen geven, dat eene hoedanigheid in hoogere mate aanwezig is. Absolute comparatief. 130
§ 25. De betrekkelijke of werkelijke comparatief.
1. Toekenning van eene hoedanigheid in gelijke mate. 131
2. Toekenning van eene hoedanigheid in hoogere mate. 132
§ 26. De absolute superlatief. 134
§ 27. De relatieve superlatief. 136
§ 28. Uitdrukking van de overmaat in eene hoedanigheid. 136
VIERDE HOOFDSTUK. TELWOORDEN.
§ 29. Oud-Japansche grondgetallen. 137
§ 30. Chinesche grondgetallen. 141
§ 31. Rangschikkende telwoorden. 142
§ 32. Herhalingstallen. 143
§ 33. Verdubbel- of vermenigvuldigtallen. 144
§ 34. Soortgetallen. 144
§ 35. Verdeelings-tallen. 145
§ 36. Deelende telwoorden of gebroken getallen. 146
§ 37. Numeraal-substantieven. 147
I. Japansche numeratieven. 148
II. Chinesche numeratieven. 149
Tijdrekening.
§ 38. Jaartelling. 154
§ 39. Tijdrekenkundige jaartelling. 155
1. naar den cyclus. 155
2. naar regeringsjaren. 156
§ 40. Jaartelling naar jaarnamen. 157
§ 41. Verdeeling van het zonnejaar. 158
§ 42. Telling der maanden. 159
§ 43. Telling der dagen. 160
§ 44. Uurtelling. 162
Maten, gewigten en munten.
§ 45. Lengtematen. 166
§ 46. Vlaktematen. 168
§ 47. Inhoudsmaten. 168
§ 48. Gewigt. 169
§ 49. IJzeren, koperen en bronzen munten. 171
§ 50. Zilveren munten. 172
§ 51. Gouden munten. 172
VIJFDE HOOFDSTUK. BIJWOORDEN.
§ 52. I. Eigenlijke bijwoorden. 173
II. Oneigenlijke bijwoorden. 173
1. Naamwoorden. 173
2. Gerundia. 173
Verdeeling der bijwoorden naar hunne beteekenis. 173
§ 53. Bijwoorden van hoedanigheid. 173
§ 54. Bijwoorden van hoegrootheid. 174
§ 55. Bijwoorden van omstandigheid. 176
§ 56. Bijwoorden van plaats en ruimte. 177
§ 57. Bijwoorden van tijd. 178
§ 58. Bijwoorden van modaliteit. 181
§ 59. Bijwoorden van het zinsverband. 182
Alphabetisch overzigt der behandelde bijwoorden. 182
ZESDE HOOFDSTUK. BETREKKINGSWOORDEN.
§ 60. Terugblik op de verbuigingsvormen. 185
§ 61. Onderscheiding der betrekkingswoorden. 185
§ 62. Naamwoorden, als betrekkingswoorden gebezigd. 186
§ 63. Werkwoorden, als betrekkingswoorden gebezigd. 192
A. Met voorafgaanden accusatief. 192
B. Met voorafgaanden locatief of datief. 193
Alphabetisch overzigt der behandelde betrekkingswoorden. 195
ZEVENDE HOOFDSTUK. HET WERKWOORD.
§ 64. Over het Geslacht der werkwoorden. 197
§ 65. Over de Wijzen. 197
§ 66. Over de Tijden. 198
§ 67. Over de Personen en het Getal.  198
§ 68. De verbaalstam. 198
§ 69. De gebiedende wijze. 199
§ 70. De sluitvorm van het werkwoord. 200
§ 71. De substantieve en tevens attributieve vorm. 201
§ 72. Gerundium.
1. Oorsprong van den vorm. 202
2. Wijzigingen v. d. vorm in de spreektaal. 203
Voorbeelden v. h. gebruik v. h. gerundium. 205
§ 73. De verbaalstam in den Locatief (Subjunctieve vorm). 205
§ 74. De toegevende (concessieve) vorm, gekenmerkt door mo of tomo. 206
gekenmerkt doo domo of iedomo. 208
§ 75. De vorm van het Futurum. 208
I. Het eenvoudige Futurum. 208
Ontleding van den vorm. 209
Voorbeelden van het gebruik der vormen. 211
Het stellige Futurum. 212
II. Het omschrijvende Futurum.
A. van de schrijftaal, gevormd door.
1. ..aran, arame, ran. 212
2. ..naramu, narame, naran. 213
3. ..aranan = arinan. 213
4. ..suran. 213
5. ..masi. 213
B. Het omschrijvende Futurum der spreektaal. 214
§ 76. De vooronderstellende vorm. 215
§ 77. De continuatieve werkwoordelijke vorm (ari, iri, ori, uri). 217
§ 78. I. ..te ari, ..te ori, ..te iri. 218
II. ..tari, ..taru. 219
Vormen van den verleden tijd.
§ 79. ..tari, ..taru, ..ta. 220
§ 80. ..eri, ..esi, ..eru, ..ereba. 222
§ 81. ..ki, ..si, ..ken. 224
§ 82. ..keri, ..kesi, ..keru, ..keran. 227
§ 83. ..tari-ki, ..tari-si, ..tari-ken, ..te-ki, ..te-si, ..ten. 228
§ 84. [..ni], ..nu, ..nan; [..nuri], ..nuru, ..nureba, ..nuran. 229
§ 85. ..tsu, ..tsutsu; ..tsur)i, u, eba, fut. an. 231
§ 86. Overzicht der verbuigingsvormen van de gelijk- en de ongelijkvloeiende werkw. 233
§ 87. Causatieve of Factieve ww. op si of se. 234
§ 88. Causatieve werkwoorden op sime. 238
De lijdende (passieve) vorm.
§ 89. Afleiding en beteekenis. 240
I. Verba passiva der eerste klasse. 240
II. Verba passiva der tweede klasse. 241
III. Verba passiva der derde klasse. 242
§ 90. Over de regering van het lijdend werkw. 245
Voorbeelden van het gebruik der passieve vormen. 245
De ontkennende (negatieve) vorm van het Japansche werkwoord.
§ 91. I. Theorie der afleiding. 247
Voorbeelden van vorming van ontkennende werkwoorden. 248
II. Verbuiging van de ontkennende werkw. 249
§ 92. Continuatieve vorm der ontkennende werkw. 250
§ 93. Vorm van den verbiedenden Imperatief. 251
§ 94. Vormen van het ontkennende praeteritum. 252
§ 95. Vormen van het ontkennende futurum. 253
Voorbeelden van het gebruik der ontkennende vormen. 254
Werkwoorden die het zijn, het worden en het doen zijn uitdrukken.
§ 96. Ar)i, u, zijn. 260
§ 97. Or)i, u, wonen. 263
§ 98. I, Ite, Iru, zijn in. 264
§ 99. Gelijkvloeiende werkwoorden op i,iru. 265
Verbuigingsvormen, Overzicht der gelijkvloeiende ww. op i. 265
§ 100. I. Ni, Nite, Nan, zijn. 269
 II. Nar)i, u, zijn. 270
 III. Nar)e, u, eru, uru, worden. 271
 IV. Nas)i, u, doen zijn. 273
§ 101. Mas)i, u, 1. resideeren; 2. zijn. 274
§ 102. Samuravi, Sorai, Soro. 276
§ 103. S)i, u, uru, doen. 279
I. Gebruik van den stamvorm si. 279
II. Si, als werkwoord. Overzicht der verbuigingsvormen. 281
Zamenstellingen met si. 282
III. Over de regering van S)i, u, uru, doen. 285
§ 104. Besi, Beki, Beku, mag, kan, zal. 291
I. Afkomst en beteekenis. 291
II. Verbuigingsvormen van Besi. 292
III. Over de regering van Besi. 293
IV. Yokus)i, u, uru, goed doen. 294
V. Ahete, Aete, durven. 295
VI. Too-sen tar)i, u. 296
§ 105. De desideratieve vorm. 296
§ 106. Maki, Yami, Simai, ophouden met. 297
§ 107. ..a-siku, ..a-siku va, =..a-ku, ..a-kuva, bijwoordelijke vorm van het ww. 299
§ 108. ..meri, het is alsof, het schijnt. 300
§ 109. Nasi, Naki, Naku, niet bestann. 301
I. De stam Na. 301
II. Het praedicatieve Nasi. 302
III. Het bijvoegelijke Naki. 303
IV. Het bijwoordelijke Naku. 304
V. Werkw. met Naku zamengesteld. 305
Overzicht der verbuigingsvormen en afleidingen van Nasi, Naki, Naku. 307
§ 110. Opmerkingen over zamengestelde ww. 309
AANHANGSEL.
Distinctieve-verba en verbaalvormen als uitdrukkingen der hoffelijkheid.
§ 111. Algemeene opmerking. 311
§ 112. Het eere-passivum. 312
§ 113. I. Tamavi, Tamai, schenken. 314
II. Tamavari, Uke-tamavari. 315
§ 114. Matsuri, opwachten. 316
Toelichting van ww. uitdrukkende het.
§ 115. Zijn, wezen, Famberi, Moosi. 317
§ 116. Doen. Si, Itasi, Asobasi. 318
§ 117. Zien en Toonen. Mi, Mise, Hai-ken enz. 319
§ 118. Zeggen. Ivi, Ii-masi, Nori-tamai, Oose, Kikase, Moosi. 319
§ 119. Geven. Age, Sasage, Kudasare, Tsuke, Torasime, Torase, Yari. 321
§ 120. Gaan en komen. Mairi, Mairare, Mairase, Mairasare, Ide, Agari, Makari, Tsika-dzuki. 323
ACHTSTE HOOFDSTUK. VOEGWOORDEN.
§ 121. Rangschikking der Jap. voegwoorden. 326
A. Coordinatieve voegwoorden.
§ 122. I. Copulatieve voegwoorden. 327
§ 123. II. Disjunctieve voegwoorden. 329
§ 124. III. Adversatieve voegwoorden. 331
§ 125. IV. Conclusieve voegwoorden. 334
§ 126. V. Explanatieve voegwoorden. 335
B. Subordinatieve voegwoorden.
§ 127. I. Plaats- en tijdbepalende voegwoorden. 336
§ 128. II. Hoedanigheid bepalende en modale voegwoorden. 338
§ 129. III. Causaule voegwoorden.
a. voor eene werkelijke oorzaak. 339
b. voor eene mogelijke oorzaak (Conditionale voegwoorden. 341
§ 130. IV. Voegwoorden die een doel te kennen geven. 343
§ 131. V. Concessieve voegwoorden. 344
§ 132. De relatieve comparatief van stellingen. 346
Alphabetisch overzicht der behandelde voegw. 348

注  記
表紙の刊記に<LEIDEN, 1868.>。
出版年は Brinkman's catalogus der boeken, plaat- en kaartwerken による。
VOORBERICHT 末尾に<Leiden, Mei 1868. DE SCHRIJVER.>。
本文中にホフマン活字による漢字仮名印刷多数。


記載書誌
TOYO BUMKO, p. 187. NIPPONALIA II, 876.